De dubieuze pelgrimstocht van ‘multi-kunstenaar’ Joris Van de Moortel
Kunstenaar-muzikant Joris Van de Moortel (°1983) is niet voor één gat te vangen. Hij maakt tekeningen, maquettes, films en live-performances die nadien gestold worden tot beeldend werk. Zijn exposities zijn als Gesamtkunstwerken waarbij je niet weet waar eerst te kijken. In een recente monografische publicatie ga je met Van de Moortel mee op zijn dubieuze bedevaart door het kunstige universum.
© Ian Hermans
Wat was er bij jou eerst: muziek of beeldende kunst?
Joris Van de Moortel: ‘Geen van beide. Muziek, beeldende kunst, literatuur, musea, concerten, platen, dit was totaal niet aanwezig in mijn familie. Wat is dan kunst? Je tekent en je doet maar wat. Ik herinner me veel geknutsel en gebouw als kind, wat je nu makkelijk als de voorlopers van mijn maquettes kunt zien. Maar het besef van iets als een kunstwereld was er niet. Idem voor muziek. De radio, dat was het zowat. Mijn liefde voor muziek en beeldende kunst is los van enige familiale basis gegroeid. Dat maakte het extra bijzonder voor me. Het idee dat je iets voor en van jezelf creëert. Op dat vlak is er een ware groeispurt gekomen in het middelbaar, op het moment dat ik naar Sint-Lucas in Gent trok.’
Mocht je zomaar van je ouders naar een kunstschool? Bij mij was daar geen sprake van, hoewel ik uit een artistiek gezin kom.
‘Dat mocht, maar misschien was dat uit onwetendheid. Ik wist wel al heel vroeg wat ik wilde. Ik liet niet toe dat er een autoriteit over mij besliste: ik wilde naar Sint-Lucas, dus gíng ik ook naar Sint-Lucas. Het lukte me trouwens totaal niet meer op het jezuïetencollege waar ik zat. Ik had er laaiende en hilarische discussies met leerkrachten. We waren met vijf lotgenoten die in de jaren 90 als hippie-punkers naar Neil Young, Nirvana en al die dode muzikanten luisterden. En dat tussen 500 gabbers en Johnny’s. Blij dat ik dat woord nog eens kan uitspreken! Maar de weerstand, het verzet dat je op zo’n plek ontwikkelt, blijft wel hangen. Laat dat één van de belangrijkste dingen zijn die je op dat soort plaatsen leert: ingaan tegen een autoriteit die niet ter discussie mag gesteld worden. Op Sint-Lucas mocht dan weer alles, wat voor mij heel natuurlijk aanvoelde. Dank u wel, aan alle leerkrachten daar trouwens.’
© Joris Van de Moortel / Galerie Nathalie Obadia
Muziek is één van de grote pijlers van je praktijk. Geen spijt dat je geen klassieke muzikale scholing hebt?
‘Hoe kan ik daar nu spijt van hebben als je ziet waar we nu zitten? Ik ken geen enkele muzikant met een studio als deze! (lacht) Soms is het een mankement als je samen speelt met mensen die wél een klassieke muzikale opvoeding achter de rug hebben. Maar er is natuurlijk wel een verschil met een muzikant als Thomas De Prins of de muzikanten van Spectra Ensemble of het Belgian National Orchestra, waarmee ik al heb samengewerkt. Maar zij kunnen dan weer niet wat ik kan. Zij doen niet wat ik doe. Wat is trouwens het probleem om iets niet te kunnen? Al zou ik natuurlijk wel vlot Chopin willen kunnen spelen, daarvoor zou ik met graagte een ander talent afstaan.’
© Joris Van de Moortel / Galerie Nathalie Obadia
Na een grillig parcours aan de Academie van Antwerpen, Breda, Sint-Lucas Antwerpen én Brussel, werd je op je 23ste toegelaten op het Hoger Instituut voor Schone Kunsten (HISK) in Gent.
‘Ik kan iedereen een dergelijk parcours aanraden. Naar het HISK had ik een audio-opname en een tiental zelfgemaakte publicaties gestuurd. Ik mocht op gesprek en werd geselecteerd. Het was heel naïef om dat in te zenden. Er zat niet echt een plan achter, ik was nergens afgestudeerd of zo, en kijk… Het HISK had hetzelfde effect op mij als de eerste dag op Sint-Lucas op mijn zestiende. Je voelde instinctief aan: “Hier zit je goed!” ‘
‘Soms is het een mankement als je samen speelt met mensen die wél een klassieke muzikale opvoeding achter de rug hebben’
Hoe ruimdenkend is je publiek? Fans van noisegroep Sonic Youth zullen bijvoorbeeld ook wel houden van jouw sound en visuals. En je werk wordt vaak vergeleken met dat van Mike Kelley en met het punknihilisme van Steven Parrino, kunstenaars die ook met Sonic Youth worden geassocieerd.
‘Iemand die de kunstgeschiedenis en zeker de twintigste-eeuwse avant-garde in beeld en geluid wat kent, begrijpt veel meer van wat ik doe dan de doorsnee Sonic Youth-fan. De muziek waar ik vooral mee bezig ben, is de avant-garde van 1920 tot pakweg 1960 in een cocktail met (free) jazz.’
© Joris Van de Moortel / Galerie Nathalie Obadia
Hoe kom je erbij een assemblagefilm te maken, zoals The ne’er-do-wells set out for a dubious pilgrimage? Dat maak je niet zomaar eventjes in een namiddag.
‘Helemaal niet. Ik maak al ruim vijftien jaar video’s en stop motions, het is geleidelijk gegroeid. Voor mij biedt het de mogelijkheid om heel veel zaken te laten samenvloeien, letterlijk beeld en geluid, door één kanaal gestuurd en geprojecteerd. Maquettes maak ik altijd. Dat is zoals tekenen, en laat dit nu net de basis zijn voor stop motion.’
‘Ik schrijf en schets voortdurend. De dozen Moleskine-boekjes zijn niet bij te houden’
© Joris Van de Moortel / Galerie Nathalie Obadia
Heb je tijdens het maken van die maquettes en films verhalen in je hoofd?
‘Ik schrijf en schets voortdurend. De dozen Moleskine–boekjes zijn niet bij te houden. Sowieso ga ik nooit de deur uit zonder pen en papier. Anders blokkeer ik. Door permanent te schrijven, schetsen, aquarellen en te tekenen kom je tot dingen die uiteindelijk resulteren in iets als The ne’er-do-wells set out for a dubious pilgrimage. Ik heb in 2020 gewerkt aan een nieuw filmproject, deze keer wél met een scenario en een vooronderzoek, maar toch met heel veel ruimte om alles op de set nog te laten gebeuren. Het is steeds een combinatie van intuïtie en bagage. Dat vind ik een goeie balans.’
Sommige van jouw objecten zijn uitlopers van een performance. Je maakt ‘live sculpturen’ die je nadien als het ware laat stollen in een beeld. Alsof je de energie die elke actie in zich heeft, wilt onderzoeken.
‘Ja, al kom ik daar ook los van, die zaken verschuiven. Die potentie van energie heb ik ondertussen wel al onderzocht. Ik wil er vooral aan herinnerd worden, omdat het ook verslavend is. Dat is een van de redenen van de continuïteit in bepaalde zaken, alsook het ritueel.
Het gegeven “performance” is trouwens altijd veranderlijk. Voor mij is het belangrijk dat het geen act wordt, met andere woorden: dat ik geen nummertje opvoer. Het is een anti-show. Hoe graag ik ook naar een goeie show ga kijken.’
Je schept fragmentarisch eclectisch werk, een fraai ogend rommeltje met diepgang.
‘Ja, vandaar ook mijn album ‘ A Sunday Mess’, een messy mass – een chaotische mis, waarbij ik erg dubieuze handelingen, beelden en geluid projecteer binnen wat je zou kunnen omschrijven als een ritueel kader. Money killed the ritual, het enige wat geldt, is geld. Alle andere soorten vormen van wat er eigenlijk omgaat in je hoofd, worden gereduceerd tot geld.’
Je hele carrière is één ketting waarin alles aan elkaar hangt. Je ziet een tentoonstelling als een project waarin je dingen van vroeger meeneemt en waar je ook nieuwe dingen voor creëert. Heb je dit ook in je je recente boek A Dubious Pilgrimage, dat je met Nicola Setari maakte, naar boven willen laten komen?
‘Ja, vandaar de keuze voor vier delen. Het boek is opgevat als een wat atypische monografie en bestaat uit vier delen of boeken waarvan het tweede boek de eigenlijke monografie is. De drie andere boeken vormen dan de dubieuze pelgrimstocht. Door het verhaal op te delen in vier delen, konden we het artistieke parcours toch enigszins vertalen in een boekproject. In het laatste deel van het boek zijn de werken van een recente expo opgenomen : The ne’er-do-wells set out for a dubious pilgrimage in Parijs bij Nathalie Obadia.
Voor mij is het belangrijk dat het boek een werk op zich is. Ik kon mezelf écht niet motiveren om wat te grasduinen in het eigen archief en daarin te gaan selecteren. Voor boek twee van de monografie heb ik dat wél gedaan, binnen het kader van het gehele concept van het boek. Zo zijn er in dat deel van het boek ook drie teksten opgenomen van andere auteurs; Philippe Van Cauteren, Daniel Wilson, en een interview met Felicitas Thun-Hohenstein, zoals het hoort in een monografie.’
‘Mijn films en tekeningen zijn een pleidooi voor de verbeelding’
Wil je met je films en tekeningen, en alles wat je daarin verwerkt, een aanklacht formuleren?
‘Het is eerder een pleidooi voor de verbeelding, de Europese verbeelding met een startpunt, ongeveer 500 jaar geleden, in de Noord-Europese renaissance, in Brabant en omstreken. Die verbeelding is aan flarden gescheurd door het neoliberalisme, dat is het in een notendop. Daarmee komen we weer in het vaarwater van mijn nieuwe filmproject. Nog even geduld graag.’
Je wilt dat we je werk met al onze zintuigen ontdekken. Je streeft een soort Gesamtkunstwerk na.
‘Mijn werk is deels decor, deels dingen die werken worden: performances die er al dan niet deel van uitmaken en dingen die doorlopen. Zoals je naar de film gaat: je zit in de cinema, laat het over je komen en je ‘beleeft’ het geheel.’